Giften aan het algemeen nut beogende instellingen zijn aftrekbaar als zij een inkomensafhankelijke drempel overschrijden. De aftrekbaarheid van giften is beperkt tot 10% van het inkomen. Voor de aftrekbaarheid van periodieke giften geldt geen drempel. Periodieke giften zijn vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden van de schenker. Periodieke giften worden in aanmerking genomen als zij zijn vastgelegd in een notariële akte van schenking en de uitkeringen gedurende vijf of meer jaren jaarlijks worden gedaan en uiterlijk eindigen bij overlijden.
Volgens vaste jurisprudentie is sprake van een periodieke uitkering als de uitkering onderdeel vormt van een reeks van uitkeringen en het beloop daarvan afhankelijk is van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Deze onzekere gebeurtenis dient van wezenlijke betekenis te zijn. Als het gaat om van het in leven zijn afhankelijke uitkeringen moet het overlijdensrisico ongeveer 1% bedragen om van een onzekere gebeurtenis te kunnen spreken.
In een procedure over een notarieel vastgelegde schenkingsverplichting was de vraag of met de bewoordingen “die eindigen bij overlijden” werd bedoeld het overlijden van één persoon of het overlijden van de langstlevende van meerdere personen.
Volgens de rechtbank laat de wettekst in het midden bij wiens overlijden de uitkeringen dienen te eindigen. Als een periodieke gift gedurende minimaal vijf jaar wordt uitgekeerd en de verplichting tot uitkering vervalt bij het overlijden is aan de voorwaarden voor aftrekbaarheid voldaan.