Onterechte verrekening dividendbelasting

Tot een nalatenschap behoorden acht van de vierentwintig aandelen in een bv. De andere aandelen in de bv waren in handen van de schoonzussen van de overledene. De overledene had in haar testament de aandelen gelegateerd aan haar schoonzussen. Het testament bepaalde verder dat de vruchten vanaf de dag van overlijden toekwamen aan de legatarissen. De rest van de nalatenschap kwam volgens het testament toe aan twee erfgenamen, die niet ook de legatarissen waren.

In 2015 keerde de bv dividend uit over de jaren 2013, 2014 en 2015 uit. Een van de erfgenamen verwerkte een deel van de ingehouden dividendbelasting in haar aangifte inkomstenbelasting over 2015. Aanvankelijk volgde de Belastingdienst de aangifte. Dat werd gecorrigeerd door het opleggen van een navorderingsaanslag.

Omdat de navorderingsaanslag betrekking had op het ten onrechte verrekenen van een voorheffing hoefde de inspecteur niet over een nieuw feit te beschikken om te mogen navorderen. De rechtbank stelde vast dat de dividendbelasting werd verschuldigd op een tijdstip waarop de vruchten van de aandelen toekwamen aan de legatarissen. De erfgename is na het overlijden van de erflaatster geen moment gerechtigd geweest tot de opbrengst van de aandelen in de bv en was niet belastingplichtig voor de dividendbelasting. Naar het oordeel van de rechtbank is aanvankelijk ten onrechte dividendbelasting verrekend en is de navorderingsaanslag terecht opgelegd.